Polyolen worden ook wel extensieve of vul- of bulkzoetstoffen genoemd. Ze worden industrieel gemaakt, maar zijn in kleine hoeveelheden ook van nature aanwezig in diverse fruit- en groentesoorten. Ze zijn iets minder zoet dan suiker (sacharose). Polyolen zijn vaak 0,4 tot 1 keer zoeter dan suiker. In vergelijking tot laag calorische zoetstoffen hebben zij dus een lagere zoetkracht. Polyolen bevatten minder calorieën dan suikers (2,4 kcal/g versus 4 kcal/g), met een bijzondere vermelding voor erythritol, de enige polyol met caloriewaarde nul. Polyolen worden gebruikt als zoetstof, maar ook ingezet voor talloze andere technologische doeleinden, bijvoorbeeld als emulgator, stabilisator, bevochtigingsmiddel, verdikkingsmiddel en textuurmiddel.
De meeste polyolen hebben een ‘niet-gespecificeerde’ Aanvaardbare Dagelijkse Inname (ADI). Na diverse evaluaties van de veiligheid hebben de deskundigen van het Gezamenlijk Comité voor Levensmiddelenadditieven van de FAO en de WGO (JECFA) besloten dat polyolen veilig zijn voor de gezondheid van de mens, en dat een ADI-beperking niet nodig was.
Polyolen worden gedeeltelijk door het lichaam opgenomen en gefermenteerd. Hun glycemische index (GI) varieert van 0-50. Ter vergelijk: gewone suiker heeft een GI van 68. Het vervangen van koolhydraten (suiker) door polyolen verlaagt dan ook de GI. Omdat ze dus maar gedeeltelijk worden opgenomen door het lichaam, leveren ze minder calorieën en verhogen ze de bloedsuikerspiegel in geringe mate.
In de Europese Verordening nr. 1169/2011 is wettelijk geregeld hoe fabrikanten de consument moet informeren over hun producten. Daarin staat dat suiker, zetmeel en polyolen in de voedingswaardetabel op het etiket onder de koolhydraten vermeld moeten worden. Suiker en zetmeel zijn echte koolhydraten. Polyolen zijn dat strikt genomen niet. Toch vallen ze in de voedingswaardetabel onder de koolhydraten omdat ze van koolhydraten zijn afgeleid. Ze ontstaan namelijk door een bewerking van suikers (hydrogenering).
Er zijn mensen die tellen hoeveel koolhydraten ze binnenkrijgen. Bijvoorbeeld mensen met diabetes type 1 of 2 die insuline spuiten. Als ze meer koolhydraten binnenkrijgen, moeten ze meer insuline spuiten om de bloedsuikerspiegel op een goed peil te houden. Aan hen wordt geadviseerd om de hoeveelheid polyolen die in het product zitten van de hoeveelheid koolhydraten af te trekken. In een plak ontbijtkoek van 30 gram zitten bijvoorbeeld ongeveer 15 gram koolhydraten waarvan bijna de helft uit polyolen kunnen bestaan, bijvoorbeeld als het om een zero plak ontbijtkoek gaat (kijk daarvoor op het etiket). Als deze polyolen als koolhydraten worden meegeteld, bestaat de kans dat er teveel insuline wordt gespoten en er een te lage bloedsuikerspiegel ontstaat (hypoglycemie). Het advies is terug te lezen in de Voedingsrichtlijn Diabetes 2020, Nederlandse Diabetes Federatie].
Polyolen worden in de dikke darm omgezet door bacteriën. Hierbij kunnen gassen ontstaan. Ook trekken polyolen water aan. Hierdoor kunnen polyolen bij een hogere inname diarree en winderigheid veroorzaken. De gevoeligheid voor het laxerende effect van polyolen verschilt per persoon (Voedingscentrum). Op het etiket van een product waaraan meer dan 10% polyolen zijn toegevoegd, moet de fabrikant altijd een waarschuwing plaatsen 'Overmatig gebruik kan een laxerend effect hebben.' [bron: Europese wetgeving]