Laagcalorische zoetstoffen worden ook wel intensieve zoetstoffen genoemd. Om de ‘light’ varianten en de ‘no sugar’ varianten van dranken en desserts een zoete smaak te geven worden ter vervanging van suiker vaak ‘laagcalorische zoetstoffen’ gebruikt. Sommige zoetstoffen zijn ook los verkrijgbaar als ‘tabletjes’ of tafelzoetstof. ‘Laagcalorische zoetstoffen’ hebben een hele sterke zoetkracht, gemiddeld 200x zoeter dan suiker. Daardoor hoeft er maar heel weinig van te worden gebruikt en leveren ze een verwaarloosbare hoeveelheid calorieën (= energie). De meeste zoetstoffen worden niet door het lichaam verteerd. Zij verlaten het lichaam onveranderd via de ontlasting en urine.
Voor een zo goed mogelijke smaak worden in voedingsmiddelen vaak combinaties van zoetstoffen gebruikt. Bovendien versterken bepaalde zoetstoffen elkaars zoetheid, waardoor er nóg minder van nodig is. Er zijn 10 verschillende soorten laagcalorische zoetstoffen. Voorbeelden van veelgebruikte laagcalorische zoetstoffen zijn aspartaam, cyclamaat, sacharine en sucralose. Maar er zijn er nog meer, elk met hun eigen specifieke eigenschappen. Sommige zoetstoffen worden rechtstreeks gewonnen uit planten of vruchten (bv. steviolglycosiden). Andere worden volledig door de mens samengesteld, zoals aspartaam.Op het etiket van een product dat gezoet is met zoetstoffen wordt altijd vermeld welke stoffen zijn gebruikt. Dit is te vinden bij de ingrediëntenlijst. De fabrikant mag kiezen of de volledige naam van de zoetstof hiervoor wordt gebruikt of het E-nummer dat de zoetstof van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) toegewezen heeft gekregen.