De voedingswetenschap legt verbanden tussen voeding en gezondheid en probeert zo tot onderbouwde voedingsadviezen te komen. Er zijn vele typen onderzoek, zoals meta-analyses, observatiestudies, gerandomiseerd onderzoek met controlegroep en onderzoek bij proefdieren of in vitro (reageerbuis). De bewijskracht verschilt per type onderzoek. Daarnaast is het belangrijk je te realiseren dat je niet op basis van één onderzoek een algemene uitspraak kunt doen over een bepaald verband tussen voeding en gezondheid.
Het onderzoek met de grootste bewijskracht is de meta-analyse. Dit onderzoek analyseert diverse bestaande studies op basis van strenge criteria. Het minste bewijs leveren onderzoeken met dieren en in-vitro (reageerbuis) onderzoek. De effecten daarvan mogen niet leiden tot conclusies op de mens. Het kan wel aanleiding geven voor extra onderzoek. Ook op de website van het Voedingscentrum is gedetailleerde informatie over de diverse onderzoeken te vinden.
Als het gaat om onderzoeken over zoetstoffen, dan wordt er meestal gebruik gemaakt van deze onderzoeksvormen:
Experimenten op proefdieren nuttig om een mogelijke onderzoeksvraag aan te wijzen. Het is echter niet mogelijk om resultaten van proefdierstudies zonder meer toe te passen op de mens. Daarvoor moeten ze eerst worden getoetst aan de hand van een studie op de mens.
Observatiestudies zijn nuttig om eetgewoonten en gezondheidsaspecten te beschrijven. Ze zijn echter niet geschikt om oorzaak en gevolg vast te stellen. Zo kunnen we opmaken dat de consumptie van laagcalorische zoetstoffen, zoals aspartaam, hoger is bij personen met overgewicht. We kunnen echter niet zomaar daaruit stellen dat zoetstoffen dik maken. Het is veel waarschijnlijker dat personen met overgewicht hun suiker- en energie-inname willen verlagen en daarom de voorkeur geven aan zoetstoffen.
Wetenschappelijke studies maken ook gebruik van het gerandomiseerde onderzoek met controlegroep (RCT – Randomized Controlled Trial). Bij dergelijke studies worden mensen op basis van toeval ingedeeld in groepen (randomisatie). Doordat dit willekeurig gebeurt, zijn de deelnemers in de verschillende groepen vergelijkbaar. Bij een of meerdere groepen wordt een verandering aangebracht in bijvoorbeeld hun voeding (dit noemen we een interventie) en er is een controlegroep waarbij die verandering niet wordt doorgevoerd. Bijvoorbeeld groep A krijgt elke dag voedingsmiddelen waaraan een bepaalde dosis zoetstoffen zijn toegevoegd en de controlegroep krijgt dit niet. Bij voorkeur weten de deelnemers en de onderzoekers gedurende het onderzoek en de analyse van de gegevens niet wie in welke groep zit. Zo vindt er geen beïnvloeding van de deelnemers of onderzoekers op de resultaten plaats.
De studie met de grootste bewijskracht is de meta-analyse. Dit is een studie waarin resultaten van diverse bestaande studies (ook die van de RCT) worden onderzocht op basis van strenge criteria. Deze studies geven een zeer nauwkeurig beeld. Zo bewees het review van Peters et al (2016) dat gerandomiseerd onderzoek met controlegroep consequent aantoont dat laagcalorische zoetstoffen een positief effect hebben op gewichtscontrole.
Ook bij ons in gedrukte vorm te bestellen, gratis.
Meer informatie over de verschillende onderzoeken is onder andere te vinden op de website van het Voedingscentrum.
Heeft u zelf een vraag over zoetstoffen? Stel ‘m hier en u ontvangt zo spoedig mogelijk een antwoord van een van onze specialisten.