Om het aantal calorieën in ons voedsel te verminderen, mogen fabrikanten gebruik maken van zoetstoffen. Deze zoetstoffen vervangen dan de suiker in het product. Soms deels, soms helemaal. Dit gebeurt bijvoorbeeld sinds de jaren '80 al met frisdranken. Een glas gewone frisdrank bevat ongeveer 100 calorieën, een glas light-/zero frisdrank nagenoeg niets (0,3 calorieën). Over zoetstoffen bestaan veel misverstanden. Maar hoe zit het nu eigenlijk. Word je inderdaad dikker van zoetstoffen en welke is de beste? Zijn ze slecht voor onze gezondheid? We zetten de 5 meestgestelde vragen over zoetstoffen op een rij.
De ene zoetstof is niet beter of slechter dan de ander. Ze zijn wel allemaal anders. Er zijn er van natuurlijke oorsprong (stevia of bijvoorbeeld xylitol), terwijl andere geheel door de mens worden gemaakt (aspartaam of bijvoorbeeld sacharine). Sommige benaderen de smaak van suiker heel goed (sucralose), andere hebben een meer specifieke eigen smaak, soms wat bitterder dan suiker (stevia), soms wat frisser (erythritol). Wat ze allemaal met elkaar gemeen hebben is dat ze veilig zijn. Daar waakt de Europese Autoriteit voor Voedselveilgheid over. Verder bevatten laagcalorische zoetstoffen alle geen of nauwelijks calorieën. Polyolen zitten wat dat betreft tussen suiker en de laagcalorische zoetstoffen in. Welke zoetstof je kiest, hangt dus af van je persoonlijke voorkeur.
Er wordt weleens beweerd dat zoetstoffen kankerverwekkend zouden zijn. Of dat ze onze darmflora aantasten. Zoetstoffen mogen echter alleen aan ons eten of drinken worden toegevoegd als is vastgesteld dat ze veilig zijn. Daarom wordt op grote schaal onderzoek naar de veiligheid van zoetstoffen gedaan. Onafhankelijke wetenschappers van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) (1) beoordelen deze wetenschappelijke studies om vervolgens te bepalen of een zoetstof veilig is of niet. Deze controlerende taak stopt niet als een zoetstof eenmaal is toegelaten op de Europese markt. Ook dan worden de zoetstoffen regelmatig onder de loep genomen en herbeoordeeld.
Laagcalorische zoetstoffen krijgen door de EFSA een ADI-waarde (= Aanvaardbare Dagelijkse Inname) toegewezen. Deze waarde stelt de hoeveelheid van een stof vast, die iemand bij dagelijks gebruik - zijn of haar hele leven lang - kan nuttigen zonder dat dit tot gezondheidsrisico's leidt. Deze waarden verschillen per zoetstof. Om een extra veiligheidsmarge in te bouwen is de ADI een factor 100 lager vastgesteld dan de hoeveelheid die naar verwachting tot gezondheidsproblemen kan leiden. Zo geldt voor aspartaam een maximale ADI van 40 mg per kg lichaamsgewicht. Voorbeeld: iemand die 75 kg weegt, kan dagelijks 75 x 40 mg = 3.000 mg aspartaam (2 + 3) gebruiken zonder dat er gezondheidsrisico's aan verbonden zijn. De American Cancer Society (4) heeft onderzocht hoeveel aspartaam er aan een blikje cola zero wordt toegevoegd en dat is 192 mg. Op basis van de ADI vastgesteld door de EFSA zou deze persoon 15,5 blikjes cola zero per dag mogen drinken. Dat staat gelijk aan 5,1 liter cola zero per dag, een heel leven lang. Dat is een zeer ruime hoeveelheid. Omdat de ADI gekoppeld is aan lichaamsgewicht, geldt dat mensen die minder zwaar wegen, denk bijvoorbeeld aan kinderen, ook minder van een stof kunnen gebruiken. Bezoek ook eens onze zoetstoffencheck op deze site om een idee te krijgen hoeveel iemand van bepaalde producten met zoetstoffen mag gebruiken.
Als je veel frisdrank met suiker drinkt, krijg je ook veel calorieën binnen. Door de suiker te vervangen door zoetstoffen smaken frisdranken nog steeds zoet, maar dan zonder de calorieën. Toch wordt er beweerd dat het gebruik van zoetstoffen juist leidt tot overgewicht. Klopt dit?
Er is veel onderzoek (5, 6 en 7) verricht naar het effect van zoetstoffen op het lichaamsgewicht, zowel bij volwassenen als bij kinderen. De resultaten zijn niet eenduidig. Er zijn studies die positieve effecten op lichaamsgewicht laten zien, er zijn neutrale studies en er zijn studies met negatieve resultaten. Onderzoek naar het effect van zoetstoffen op lichaamsgewicht is erg complex. Mensen die zoetstoffen gebruiken, doen dit vaak omdat zij zich, al dan niet terecht, zorgen maken over hun gewicht. Daardoor zijn zij in bevolkingsstudies moeilijk te vergelijken met de groep die geen zoetstoffen gebruikt. Ook maakt het uit of mensen bewust weten of zij laagcalorische producten met zoetstoffen consumeren. Om zuivere onderzoeksresultaten te krijgen weten de proefpersonen in onderzoekssituaties dit meestal niet. Maar in de dagelijkse praktijk weet je meestal wel dat je een product met zoetstoffen eet of drinkt, en dit zou kunnen resulteren in ‘compensatiegedrag’. Toch komt uit de overzichtsstudies duidelijk naar voren dat wanneer zoetstoffen in de voeding worden gebruikt als vervanging voor gewone suiker, dit op de langere termijn resulteert in een lagere energie-inname (-5 tot -15%). Daardoor kunnen zoetstoffen bijdragen aan het bereiken of behouden van een gezond lichaamsgewicht. Er is echter nog aanvullende wetenschappelijk onderzoek nodig om na te gaan in hoeverre mensen in de dagelijkse praktijk de neiging hebben om, al dan niet bewust, te compenseren voor de gemiste calorieën en om de onderliggende mechanismen te ontrafelen.
Met je smaakpapillen onderscheid je zout, zuur, bitter, zoet en umami. Dat onderscheid is echter heel persoonlijk. Zo kan de een een bittere smaak intenser waarnemen dan een ander. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een kopje koffie. De een wil deze sterk, dan ander liever iets minder krachtig. Over de zoetstof steviolglycosiden, beter bekend als stevia, wordt vaak gezegd dat deze bitter smaakt. Dit komt omdat de zoete smaak van deze zoetstof wat vertraagd door het lichaam wordt waargenomen. De bitterheid van stevia neemt af als deze wordt gemengd met andere zoetstoffen, zoals erythritol.
De Europese Commissie heeft 18 verschillende soorten zoetstoffen toegelaten op de Europese markt. Deze zijn onderverdeeld in laagcalorische zoetstoffen (veelal in frisdranken en zuivel terug te vinden) en polyolen (in kauwgom, snoepgoed of koek). Beide groepen zijn geen koolhydraten. Omdat polyolen wel wat energie bevatten, komen ze terug op de voedingswaardetabel op een product. Ze zijn wetmatig ingedeeld onder koolhydraten, maar zijn in feite zogenaamde 'lege koolhydraten', omdat ze het lichaam - onverteerd - via onze urine weer verlaten. Iemand die rekent met koolhydraten moet de polyolen dan ook niet optellen bij de totalen. Een laagcalorische zoetstof in poedervorm bevat wel een beetje koolhydraten. Dit komt door het vulmiddel dat er aan toe is gevoegd. Het gaat om zo'n 0,5 gram per theelepel zoetstof. Verwaarloosbaar klein.
bronnen