Samuthpongtorn, C. et al. (2023)
Jama Netw. Open. 2023;6(9):e2334770. Published 2023 Sep 5.
Soort onderzoek: Prospectieve cohortstudies
Steeds meer onderzoek laat zien dat de consumptie van sterk bewerkte voedingsmiddelen is geassocieerd met een verhoogd risico op obesitas, hart- en vaatziekten, diabetes type 2, kanker en vroegtijdige sterfte. Minder duidelijk is hoe dat zit met het risico op depressie en of er een verschil is tussen verschillende soorten van sterk bewerkte voedingsmiddelen, zoals vleesproducten, zoete en hartige snacks en light drank. Deze onderzoekers hebben daar nu in een grote prospectieve cohortstudie naar gekeken.
Zij geven aan dat de resultaten laten zien dat een hogere consumptie van sterk bewerkte voedingsmiddelen, en dan met name kunstmatige zoetstoffen en light drank, is geassocieerd met een verhoogd risico op depressie. Hoe moeten we deze conclusie duiden? Wat zijn de sterke en zwakke punten van het onderzoek? En wat is de bewijskracht van de gebruikte onderzoeksvorm. Heeft dit onderzoek nog gevolgen voor het gebruik van zoetstoffen in de praktijk? Wij zochten het uit.
Steeds meer onderzoek laat zien dat de consumptie van sterk bewerkte voedingsmiddelen is geassocieerd met een verhoogd risico op obesitas, hart- en vaatziekten, diabetes type 2, kanker en vroegtijdige sterfte [1-5]. Minder duidelijk is hoe dat zit met het risico op depressie en of er een verschil is tussen verschillende soorten van sterk bewerkte voedingsmiddelen, zoals vleesproducten, zoete en hartige snacks en light drank. Onderzoekers hebben daar nu in een grote prospectieve cohortstudie naar gekeken [6].
De onderzoekers hebben gebruik gemaakt van gegevens uit de ‘Nurses’ Health Study II’ (NHS-II) tussen 2003 en 2017. De NHS-II is een grote Amerikaanse prospectieve studie waarin deelnemers gevolgd zijn en die iedere vier jaar hun voeding hebben gerapporteerd (zelfrapportage). Voor deze studie is alleen gebruik gemaakt van gegevens van vrouwen van middelbare leeftijd (42-62 jaar) zonder depressie bij aanvang (n=31.712). De consumptie van sterk bewerkte voedingsmiddelen is geschat aan de hand van de NOVA-classificatie (zie kader).
Naast de totale consumptie van sterk bewerkte voedingsmiddelen is er gekeken naar verschillende soorten van sterk bewerkte voedingsmiddelen. Daarbij is gekeken naar bepaalde kenmerken die ze hebben waaronder 1) graanproducten, 2) zoete snacks, 3) kant-en-klare maaltijden, 4), vetten en sauzen, 5) sterk bewerkte zuivelproducten, 6) hartige snacks, 7) bewerkt vlees, 8) dranken en 9) kunstmatige zoetstoffen. Dat leidde tot de volgende componenten/productgroepen:
Er zijn twee verschillende definities van depressie gehanteerd. Bij de strikte definitie was de diagnose door een arts gesteld en er werden regelmatig antidepressiva gebruikt. Bij de ruimere definitie was de diagnose door een arts gesteld of er werden regelmatig antidepressiva gebruikt.
De gekozen onderzoeksmethode is een prospectieve cohortstudie. Hierin worden een groot aantal deelnemers langdurig gevolgd. Het grote aantal deelnemers en de lange studieduur zijn belangrijke voordelen van een dergelijke onderzoeksmethode. Zo kunnen ziekten die niet vaak voorkomen en een langdurig ontwikkelingstraject hebben ook opgemerkt worden.
Een nadeel is dat een cohortstudie (=studie met proefpersonen) een observationele opzet heeft waar associaties worden gevonden, geen oorzakelijke verbanden. Een voorbeeld: Light drank kan bijvoorbeeld geassocieerd worden met een verhoogd risico op een bepaalde ziekte, bijvoorbeeld kanker. Maar er hoeft dan geen sprake te zijn van een oorzakelijk verband. Het kan ook zijn dat de deelnemers die het meeste van de light drank gebruiken, ook vaker roken en obesitas hebben en minder bewegen wat onafhankelijk het risico op de ziekte verhoogt. Of het kan zijn dat deelnemers door de ziekte anders zijn gaan eten, waaronder meer van een voedingsmiddel (de light drank in dit voorbeeld). Een hogere consumptie van light drank is dan het gevolg van de ziekte en niet de oorzaak (omgekeerde oorzakelijkheid). Voor verschillende van deze verstorende factoren (confounders) kan met behulp van statistische technieken worden gecorrigeerd, maar dat kan nooit volledig. Bovendien zullen eenvoudigweg niet alle verstorende factoren bekend zijn waardoor daar ook niet gecorrigeerd voor kan worden. Misschien heeft bijvoorbeeld een veelgebruikt medicijn wel depressie als bijwerking wat we nu (nog) niet weten.
Gerandomiseerd, dubbelblind en gecontroleerd onderzoek heeft een hogere bewijskracht (zie figuur 1). In dat soort onderzoek worden de deelnemers niet alleen maar gevolgd (zoals in een cohortstudie), maar worden ze in groepen verdeeld en krijgen ze een ‘opdracht’ mee. De ene groep krijgt bijvoorbeeld suikerhoudende drank te drinken en de andere groep light drank. Dit soort onderzoek minimaliseert het aantal confounders, waardoor het beter in staat is om oorzakelijke verbanden te vinden en dus betrouwbaarder is.
De onderzoekers geven aan dat deze resultaten laten zien dat een hogere consumptie van sterk bewerkte voedingsmiddelen, en dan met name kunstmatige zoetstoffen en light drank, is geassocieerd met een verhoogd risico op depressie.
2014
In een grote Amerikaanse cohortstudie (n=263.923) uit 2014 is bij deelnemers in de periode 1995-1996 hun voeding en gezondheid nagevraagd [8]. Tien jaar later, in de periode 2004-2006, is opnieuw hun gezondheid nagevraagd (n=318.257). Het bleek dat de deelnemers die in 1995-1996 veel frisdrank en fruitsap dronk een verhoogd risico hadden op het krijgen van depressie. Dit werd ook gevonden voor koffie en thee die gezoet waren met kunstmatige zoetstoffen. Deze studie kent wel een aantal beperkingen. Ook dit is een observationele studie waardoor niet gesproken kan worden van een oorzakelijk verband. Dit keer is echter alleen maar bij aanvang de voeding nagevraagd. De onderzoekers geven als alternatieve verklaring aan dat depressieve deelnemers naar zoete dranken hunkeren en dat dit jaren voor de diagnose van depressie aanwezig kan zijn. Een dergelijke ‘omgekeerde oorzakelijkheid’ sluiten de onderzoekers niet uit.
2017
In 2017 zijn de resultaten van een cross-sectionele uit Oost-Canada gepubliceerd [9]. Daarin is op één moment zowel de voeding als gezondheid van deelnemers (35-69 jaar) nagevraagd (n=18.838). Ze zijn dus niet gedurende een periode gevolgd. Daaruit bleek dat mannen en vrouwen die aangaven dagelijks zoetstoffen in hun koffie en thee te doen, een groter risico hadden op depressie dan mannen en vrouwen die dat nooit deden. De hoeveelheid zoetstof is echter niet nagevraagd. Voor light drank werd bij vrouwen een verhoogd risico op depressie gevonden, maar niet bij mannen. Een dergelijke cross-sectionee studie heeft echter een lage bewijskracht (zie figuur 1).
2020
In een andere studie uit 2020 (MooDFOOD-project) is gekeken naar de relatie tussen voeding, eetgedrag, obesitas en de preventie van depressie [10]. Deelnemers uit Nederland, Amerika, Duitsland en Spanje met subklinische depressieve klachten en overgewicht/obesitas deden daaraan mee (n=941). Aan hen werd de voeding nagevraagd en hun medische geschiedenis. Daaruit bleek dat van de deelnemers die dagelijks ≥1 glas (200 ml) suikerhoudende drank dronken vaker een ernstige depressie hadden gehad. Deelnemers die dagelijks ≥1 glas light drank dronken hadden een verlaagd risico daarop. Ook deze studie heeft door de observationele en retrospectieve opzet zijn beperkingen.
2023
In 2023 is een prospectieve cohortstudie gepubliceerd waarin gekeken is naar eetpatronen en voedselgroepen en het risico op depressie en angstklachten [11]. De deelnemers (n=126.819) werden gemiddeld 7,6 jaar gevolgd. Van de voedselgroepen werd gevonden dat light drank het risico op depressie verhoogde. Dit werd ook gevonden voor suikerhoudende drank, vleesvervangers, zuivelvervangers, hartige snacks, gepaneerd(e) vlees- en vis, chocolade en zoetwaren en (spuit)water. Ook deze studie heeft door de observationele opzet zijn beperkingen.
Er is geen overtuigend bewijs gevonden dat kunstmatige zoetstoffen daadwerkelijk het risico op depressie verhogen. Een plausibel werkingsmechanisme ontbreekt bovendien, wat wil zeggen dat onbekend is op welke manier kunstmatige zoetstoffen het risico op depressie zouden moeten verhogen. Wel zijn er andere verklaringen voor het verhoogde risico dat gevonden wordt. Bijvoorbeeld dat mensen geen depressie krijgen door de kunstmatige zoetstoffen, maar door het hebben van obesitas en dat dit gepaard gaat met een hoger gebruik van kunstmatige zoetstoffen om gewicht te verliezen. Deze studie geeft daarom geen aanleiding om het gebruik van zoetstoffen in de praktijk aan te passen.
Lees publicatie op
https://jamanetwork.com/journals/jamanetworkopen/fullarticle/2809727