Schiffman, S.S. et al (2023)
Journal of Toxicology and Environmental Health B Crit Rev. 2023;1-35.
Soort onderzoek: in vitro
Amerikaanse onderzoekers van de North Carolina State University hebben resultaten gepubliceerd van hun nieuwe studie [1]. Die studie bestond uit een achttal laboratoriumexperimenten (in vitro) waarin ze cellen hebben blootgesteld aan sucralose en sucralose-6-acetaat (S6A). Uit deze resultaten blijkt dat sucralose en S6A het DNA beschadigen. Dat zou het risico op kanker kunnen verhogen, hoewel dat niet is onderzocht. Daarnaast is gevonden dat sucralose en S6A de doorlaatbaarheid van de dikke darmwand laten toenemen. Heeft deze studie gevolgen voor het gebruik van sucralose?
Schiffman SS, Scholl EH, Furey TS, Nagle H. Toxicological and pharmacokinetic properties of sucralose-6-acetate and its parent sucralose: in vitro screening assays [published online ahead of print, 2023 May 29]. J Toxicol Environ Health B Crit Rev. 2023;1-35.
Sucralose is een zoetstof die ongeveer 600 keer zoeter is dan suiker. Het wordt in verschillende stappen gemaakt uit sacharose (tafelsuiker). Bij één zo’n stap ontstaat sucralose-6-acetaat (S6A) dat verder wordt bewerkt. Een klein deel daarvan is echter nog terug te vinden in sucralose als eindproduct.Voor de goedkeuring van sucralose als zoetstof in Amerika, Europa en Azië is er gekeken naar [1-5]:
Onderzoeker Susan Schiffman en haar collega’s van de North Carolina State University (NCSU) zijn echter van mening dat recentere studies geen van de bovenstaande eigenschappen bevestigen. Daarnaast is onduidelijk of de ongewenste effecten veroorzaakt worden door sucralose, het tussenproduct S6A of beide. Directe blootstelling aan S6A is mogelijk door inname van sucralose, of indirect door de afbraak van sucralose in de darmen waarbij S6A gevormd wordt.
Commerciële producten met sucralose bevatten tot 0,67% S6A [6]. In de ontlasting van ratten worden echter percentages tot 10% gevonden [6, 7]. Dit verschil wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat bacteriën in de darmen de sucralose afbreken waarbij S6A ontstaat.
Nieuwe studies zouden de veiligheid van sucralose niet bevestigen en er is weinig bekend over de veiligheid van S6A. Om daar meer duidelijkheid over te krijgen hebben onderzoekers een achttal experimenten gedaan met zowel sucralose als S6A.
Genotoxisch versus mutageen Wanneer iets genotoxisch is, veroorzaakt het veranderingen aan het genetisch materiaal (DNA). Gebeurt dit in een kiemcel dan worden die veranderingen doorgegeven aan het nageslacht. Vindt de verandering in andere cellen plaats (somatische cellen) dan kan dit leiden tot kanker, maar hoeft niet. Het lichaam heeft namelijk verschillende mechanismen om die veranderingen te herstellen. Mutageen is altijd genotoxisch, maar genotoxisch is niet altijd mutageen. |
De onderzoekers hebben een achttal complexe laboratorium-experimenten (in vitro) uitgevoerd. In die experimenten hebben ze voornamelijk menselijke bloed of darmwandcellen blootgesteld aan sucralose (met 0,5% S6A) en S6A. Bij sucralose hebben ze dat, afhankelijk van het experiment, op twee manieren gedaan, namelijk door wel of geen enzymen toe te voegen die de afbraak van sucralose in de darm te simuleren (wel of geen activiatie). Het gaat om de volgende acht experimenten:
Experiment 1
Een in vitro MultiFlow®-test in menselijke bloedcellen (lymfoblasten) waarin naar merkers voor genotoxiciteit is gekeken.
Experiment 2
Een traditionele in vitro-test in menselijke bloedcellen (lymfoblasten) om mogelijke cytogenetische/chromosomale schade te beoordelen.
Experiment 3
Het Leadscope®-programma om chemische kenmerken te voorspellen die blijvende DNA-schade veroorzaken die overerfbaar zijn (mutageen).
Experiment 4
Een traditionele in vitro-test (de Ames-test) om het mutagene effect te beoordelen. Hiervoor zijn bacteriën gebruikt (Salmonella typhimurium en Escherichia coli) die door een mutatie geen histidine kunnen aanmaken en daardoor afhankelijk zijn van histidine in de voedingsbodem waarop ze groeien. Wanneer deze bacteriën na blootstelling aan sucralose of S6A op een histidine-arme voedingsbodem wel kunnen groeien hebben er terugmutaties plaatsgevonden en is de stof mutageen.
Experiment 5
Het RepliGut®-systeem om op indirecte wijze de mogelijke aantasting en doorlaatbaarheid van de epitheelcellen van de darmwand te beoordelen. Hier hebben ze de elektrische weerstand over gekweekte darmwandcellen gemeten met ‘Trans Epithelial Electrical Resistance’ (TEER), wat een marker is voor de darmdoorlaatbaarheid.
Experiment 6
RNA-sequencing van darmwandcellen om de genexpressie (het tot uiting brengen van een gen) te beoordelen.
Experiment 7
Een microsoomstabiliteitstest van levercellen om bepaalde metaboliseringsprocessen te onderzoeken. Daarvoor hebben ze vijf verschillende soorten cellen gebruikt (mens, aap, hond, rat en muis).
Experiment 8
Een test waarin werd gekeken naar het effect op ontgiftingsprocessen van een enzymcomplex (cytochroom P450). De volgende medicijnen zijn daarvoor gebruikt: fenacetine (pijnstiller), diclofenac (NSAID), fenytoïne (anti-epilectica), dextromethorfan (dempt hoesprikkel), midazolam (benzodiazepine). Een remming van dat enzymcomplex zou tot interacties met medicijnen kunnen leiden.
Alle experimenten waren in vitro-studies. Dat zijn studies die buiten het lichaam, in geïsoleerde cellen, weefsels of organen plaatsvinden (bijvoorbeeld in reageerbuisjes). In dit geval menselijke cellen en bacteriën. Dergelijk studies hebben een lage bewijskracht.
Er bestaat een piramide van bewijskracht waarin dit visueel duidelijk wordt gemaakt (zie figuur 1). Wat in cellen wordt gevonden, hoeft niet in levende organismen zoals de mens te gebeuren. Het menselijke lichaam is veel complexer dan enkele cellen. Dat betekent niet dat in vitro-studies zinloos zijn. Ze kunnen wel gebruikt worden om gegevens te verkrijgen die nodig zijn voor vervolgonderzoek, bijvoorbeeld in proefdieren (in vivo). Ze kunnen dus wel een plaats hebben in een onderzoekstraject, maar niet om er al eindconclusies op te baseren.
Figuur 1: Piramide van bewijskracht. Naarmate een studie-opzet hoger in de piramide staat neemt de bewijskracht toe. In vitro-studies staan onderaan in de piramide.
Experiment 1
Experiment 2
Experiment 3
Experiment 4
Experiment 5
Experiment 6
Experiment 7
Experiment 8
De auteurs concluderen dat de gevonden resultaten aanleiding geven tot bezorgdheid over de veiligheid van sucralose. Tevens geven ze aan dat de wettelijke status van sucralose als veilige zoetstof moet worden herbeoordeeld.
Sucralose en genotoxiciteit/kanker
Na de Europese en Amerikaanse rapporten waarin sucralose als veilig zoetmiddel is beoordeeld, zijn er verschillende overzichtsartikelen verschenen. Daarin is naar de meest recente wetenschappelijke literatuur gekeken wat betreft het genotoxische en carcinogene effect van sucralose.
De Sofritti-studie uit 2016 In 2016 is er door Sofritti en collega’s een controversiële muizenstudie gepubliceerd die destijds veel media-aandacht heeft gekregen [9]. Daarin zou zijn aangetoond dat levenslang gebruik van sucralose het risico op lymfomen en leukemie bij mannetjesmuizen verhoogde. Resultaten uit dierstudies zijn interessant als het om het risico op kanker gaat. Ze leveren namelijk sterker bewijs dan in vitro-onderzoek. De European Food and Safety Authority (EFSA) heeft dan ook kritisch naar de studie gekeken [10]. Ze concludeerde dat de studie teveel tekortkomingen kende en daardoor geen aanleiding gaf om de adviezen voor sucralose aan te passen. De belangrijkste tekortkomingen waren:
Desondanks hebben de auteurs van deze studie de Soffritti-studie aangehaald, zonder de tekortkomingen ervan te bespreken, om mee aan te tonen dan sucralose onveilig is. |
2016
In 2016 is er specifiek naar sucralose gekeken [14]. De auteurs (Berry, C. et al.) concluderen dat de studieresultaten geen bewijs leveren dat sucralose genotoxisch is of kanker veroorzaakt. Dit zou in overeenstemming zijn met de chemische structuur en het metabolisme van sucralose.
“In summary, review of the evidence retrieved, including key studies recommended by international regulatory bodies and toxicology experts, confirm that sucralose is noncarcinogenic and safe to ingest. Sucralose does not demonstrate carcinogenic activity even when exposure levels are several orders of magnitude greater than the range of anticipated daily ingestion levels.”
2017
In 2017 is er een review verschenen waarin over een breed gebied naar de veiligheid van sucralose is gekeken [15]. Ook het risico op kanker is erin meegenomen. De auteurs (Magnuson, B.A. et al.) concludeerden dat de betere studies niet laten zien dat sucralose het risico op kanker verhoogt.
“Therefore the credible science and overall weight of evidence confirms the lack of carcinogenic potential of sucralose.”
2020
In 2020 is er gekeken naar mechanistische gegevens van sucralose die tot kanker zouden kunnen leiden [16]. De auteurs (Chappell, G.A. et al.) concludeerden dat er een gebrek aan bewijs is dat sucralose kanker veroorzaakt.
“The results of this systematic and structured assessment of mechanistic data, using categorization and evaluation according to KCCs, complement other assessments from authoritative bodies in concluding that sucralose is safe for its intended use and without concern for mutagenicity and carcinogenicity. These findings are also in agreement with recent comprehensive reviews, which have similarly reported that sucralose is not carcinogenic.”
2021
In 2021 is er gekeken naar het effect van vijf zoetstoffen op de genotoxiciteit, waaronder sucralose [17]. De auteurs (Lea, I.A. et al.) concludeerden dat recente studies niet laten zien dat sucralose genotoxisch is.
“In summary, recent publications do not provide evidence that would justify a change to the SCF and US FDA conclusions that sucralose lacks genotoxic potential.”
2023
In 2023 is er gekeken naar alle zoetstoffen en het risico op kanker [18]. Ook hier concludeerden de auteurs (Pavanello, S. et al.) dat de studies geen bewijs leveren dat sucralose genotoxisch is en kanker veroorzaakt. Er zou dan ook geen aanleiding zijn om de adviezen over sucralose aan te passen.
“In conclusion, there is no evidence of genotoxicity and carcinogenicity of sucralose.”
Sucralose en darmdoorlaatbaarheid
Er is weinig onderzoek gedaan naar het effect van sucralose op de darmdoorlaatbaarheid. In een in vitro-studie is met een vergelijkbare test ook gevonden dat sucralose bij 0,1 mM tot een hogere darmdoorlaatbaarheid leidde [19]. In een studie met muizen waarin darmontstekingen zijn opgewekt zijn echter andere resultaten gevonden [20]. Alle muizen (n=50) kregen eerst gedurende een week een controle-voeding waarna ze gedurende drie weken in vijf groepen werden verdeeld:
DSS staat voor ‘dextran sodium sulfate’, een stof die darmontstekingen (colitis) veroorzaakt. Deze stof wordt vaak gebruikt om colitis (en de behandeling ervan) in knaagdieren te bestuderen. Op verschillende manieren is er naar de darmwand gekeken. Zowel onder een microscoop als naar de genexpressie van eiwitten die betrokken zijn bij de doorlaatbaarheid van de darmwand (claudine-1, occludine, MUC-2, ZO-1, E-cadherin). Denk daarbij aan het bij elkaar houden van aangrenzende cellen (tight junction) waardoor de darmbarrière intact blijft. Alle zoetstoffen lieten een gunstig effect zien vergeleken met alleen DSS. De symptomen van colitis verminderden, darmontstekingen verminderden en de darmwand bood meer bescherming [20]. Een negatief effect op de glucosetolerantie werd niet gevonden.
De resultaten uit de acht experimenten van deze studie vormen geen aanleiding voor gezondheidsinstanties om de adviezen over sucralose aan te passen. Dat wil zeggen dat sucralose tot de ADI van 15 mg/kg lichaamsgewicht per dag veilig te gebruiken is.
Lees publicatie op
https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/37246822/